Zowat elke gemeente in Vlaanderen beschikt nog over een grote hoeveelheid bouwgronden. En als die ooit vol geraken, vallen er nog grote lappen woonuitbreidingsgebied aan te snijden. Maar is dat de weg die we met onze ruimtelijke ordening op willen? De boodschap van architect Tim Vekemans op onze derde Plannen voor Plaats-avond luidt: laten we eerst kijken waar onze onderbenutte ruimte ligt.

En in Hoogstraten zaten we daarom op onze plaats donderdag:  de multifunctionele Rabboenizaal wordt er door het Instituut Spijker gebruikt voor sport en recreatie, maar buiten de schooluren maakt ze deel uit van het stedelijk gemeenschapscentrum.

foto: NASA / Wikipedia

Kent u deze zogenaamde Earth Rise-foto? Dat is het iconische beeld dat de bemanning van Apollo 8 in 1968 maakte van de blauwe aarde die boven de horizon van de maan opkomt. Met deze ‘aarde-opkomst’ begint Herentalsenaar Tim Vekemans, architect en vennoot bij het Antwerpse bureau RE-ST, zijn uiteenzetting ‘Plannen voor plaats! Plannen voor plaats?’.

De kwetsbare aarde

“Het is volgens mij een terecht pleidooi om plaats te maken en daar plannen voor te smeden”, zegt hij. “Maar dat debat leeft al veel langer en start in feite al in 1968 bij het duurzaamheidsdebat. De Earth Rise-foto uit dat jaar geeft ook al aan dat we een kwetsbare aardbol hebben en daar goed zorg voor moeten dragen. Want de expansiedrang van de mens om overal meer plaats in te nemen, tekent zich heel duidelijk af in het Amazonegebied, de meest kwetsbare plek op onze aarde. In de afgelopen twee decennia is maar liefst een kwart van deze longen van onze planeet door mensen ontbost in functie van winstbejag. Ik vind het zelf vreemd dat de mens dit toestaat.”

Betonstart

Tim Vekemans: “We denken altijd in nieuw. Onze boodschap is: denk in wat je al hebt.”

Het debat over ruimtelijke ordening in Vlaanderen heeft historisch gezien zijn wortels nog veel dieper, stelt Tim Vekemans. Onze contreien tekenden zich tijdens de middeleeuwen al af als een lappendeken van verspreide nederzettingen. “Omdat de Vlamingen het land al boerend beheerden, kennen we al verscheidene dorpen en gehuchten al eeuwenlang. Dat we nu nog altijd kleine steden op 30 tot 40 kilometer van elkaar kennen, gaat ook terug tot die tijd. Dat was de afstand die handelaars en klanten op één dag met paard en kar konden overbruggen. Die verneveling is dus cultuurhistorisch in Vlaanderen verankerd. Dat hebben we letterlijk en figuurlijk nog eens dik in de verf gezet met het gewestplan: de nederzettingen werden bevestigd, maar tegelijk uitgebreid. Alle woongebieden zijn daarbij groter ingetekend. Ik noem dat wel eens de betonstart.”

Want het is objectief vast te stellen dat wij de gebieden die ingetekend werden als woongebied sindsdien ook consequent hebben bebouwd. “Bovendien bevat het gewestplan met de vele woonuitbreidingsgebieden nog heel wat verdere uitbreidingsmogelijkheden. Als we niets doen, kunnen we nog wel even verder. Als we deze bebouwingscultuur aan dit tempo verderzetten, ziet de plattegrond van Vlaanderen er in 2050 niet zo fraai uit. Dan wordt het één aaneengesloten brij van bebouwing.”

Detail uit het VITO-rapport

 

Hoe moeten we dan anders naar ruimtelijke ordening in Vlaanderen kijken? Eén optie is de knooppuntenkaart van Vito (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek), die nieuwe bebouwing focust op plekken waar goed openbaar vervoer en tegelijk ook de nodige maatschappelijke voorzieningen aanwezig zijn.

“Het is een belangrijk vraagstuk. Kijk naar het Begijnhof van Hoogstraten. Dat is een middeleeuws voorbeeld dat ons nu nog altijd kan inspireren als het over compacter wonen gaat. Op de oppervlakte die het Begijnhof inneemt met kleine rijwoningen en een collectieve tuin wonen op dit moment 34 gezinnen, maar in een doorsnee Vlaamse verkaveling zou je daar amper elf of twaalf woningen op een vrijstaande kavel op kwijt kunnen.”

Niet nutteloos toevoegen: denk in wat je al hebt

Maar welke plannen voor plaats zijn er dan? Er bestaan er verschillende en er komen er nog bij. Tim Vekemans geeft in zijn betoog één belangrijk aspect alle aandacht. “In plaats van de vraag waar we nog bebouwing kunnen toevoegen, moeten we proberen onze ruimtelijke behoeftes op te lossen binnen de bebouwing die we al hebben. Die insteek van ‘niet-bouwen’ proberen wij met ons bureau RE-ST te onderzoeken. Dat is een plan waarbij we niet nutteloos toevoegen wat we denken nog nodig te hebben.”

Als sprekend voorbeeld haalt de architect het voorbeeld van het Klein Seminarie in Hoogstraten aan, waarvoor RE-ST drie jaar geleden een architectuurwedstrijd won. De onderwijsinstelling vroeg om een nieuwe inkom te ontwerpen, een groot deel van de bestaande gebouwen te renoveren en een nieuwe bestemming voor de aanwezige Eeuwfeestkapel te bedenken.

“Ons voorstel was een antwoord dat we nog nooit eerder hadden gegeven. Het was bovendien een ongevraagd advies”, zegt Vekemans. “We stelden vast dat het Klein Seminarie ooit 500 internaatstudenten telde, terwijl er dat nu nog een kleine 100 zijn. Historisch is de omvang van deze school te verklaren, maar het gevolg is dat ze nu veel onderbenutte ruimte heeft. Ons antwoord was dat het Klein Seminarie helemaal geen nieuwe hoofdinkom nodig heeft, want de bestaande is al een fantastisch mooie toegangspoort, maar dat de school beter energie stopt in het zoeken van oplossingen om efficiënter om te gaan met het veel te grote gebouw. Op dat vlak kan de school een voorbeeld zijn voor Vlaanderen, want overal kampen scholen met onderbenutte ruimte.”

Een experiment twee jaar geleden bewees de ontelbare mogelijkheden die dergelijke ‘zwerfruimte’ kan bieden. “Een week lang zetten we in de Eeuwfeestkapel alle banken aan de kant en lieten we de deuren openstaan. Samen met leerkrachten en leerlingen hebben we een week lang feest gehouden in de Eeuwfeestkapel, zonder 1 euro te investeren. Er werd les gegeven, geschaakt op het tegelpatroon van de kapel, er is een ligconcert gegeven en zelfs een capoeira-sessie. Dat heeft de school doen inzien dat die ruimte ook buiten de traditionele vieringen met Pasen en Kerst te gebruiken valt. En meer nog: waarom zouden we de locatie niet openstellen voor de verenigingen van Hoogstraten?”

© www.re-st.be

In samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed en het bisdom brak RE-ST vorig jaar het altaar af, om het te vervangen door een knap mobiel altaar. “Doordat dit verplaatsbaar is, vinden er minstens maandelijks en vaak zelfs wekelijks activiteiten van externe organisaties plaats. Hoogstraten is een van de weinige steden zonder eigen cultuurcentrum, al bestaan er wel plannen om er een te bouwen. Maar je kan je de vraag stellen of de stad al geen ruimte genoeg heeft. We denken altijd in nieuw. Onze boodschap is: denk in wat je al hebt.”

Onderbenutte ruimte

Die boodschap valt momenteel ook op te pikken in De Singel in Antwerpen, waar het bureau van Vekemans een tentoonstelling over deze insteek heeft lopen. “Natuurlijk is in het grootste cultuurhuis van Vlaanderen ook onderbenutte ruimte aanwezig. We maakten ooit een scan van een universiteitsgebouw met 205 lokalen. Wat bleek? Het gemiddeld gebruik in de tijd – de avonden, weekends en vakanties niét mee gerekend- van dat gebouw is ongeveer 30 procent. En dat gebouw wordt op dit moment uitgebreid met 6.000 vierkante meter… Wij bouwen de onderbenutte ruimte gewoon iedere dag bij. Zonder dat we beseffen wat we hebben en hoe we het gebruiken.”

In de zaal merken aanwezigen tijdens de uiteenzetting op dat ook woningen in grote mate te maken hebben met onderbenutte ruimte. Volkomen terecht, stelt Tim Vekemans. “60 procent van onze woningen zijn onderbenut, omdat verschillende slaapkamers in de woningen van de babyboomers niet beslapen worden. Wat gaan we daarmee doen?”

Onder de aanwezigen in de zaal zijn verschillende zestigplussers die zeggen hun woning gerust te willen delen, “maar het mag – nog – niet van Stedenbouw en de gemeente”. “Een stad als Hoogstraten hoeft niet te wachten op de hogere overheid. Ze kan gerust zelf de oefening maken van welke woningen in of dichtbij de kern ze vatbaar kan maken om te splitsen. We kunnen samen de gemeente maken, zolang er maar overeenstemming is”, stelt de spreker.

Ook nood aan een niet-bouwcultuur

“Dat is één manier om de woonnood op te lossen. Tegen 2030 zouden we 300.000 nieuwe woningen nodig hebben. Nee, we hebben er 300.000 nodig, maar dat moeten er geen nieuwe zijn. Dat is een andere manier van denken en het inzicht dat ik wil achterlaten: laten we inzicht krijgen in hoe we onze bestaande gebouwen gebruiken. We hebben nood aan een bouwcultuur, maar zeker ook aan een niet-bouwcultuur. Dat is volgens mij een plan voor plaats.”

Maar de discussie beperkt zich niet alleen tot waar we nog kunnen bouwen om te wonen, geeft Vekemans toe. “Het gaat inderdaad ook over industrie, landbouw of onderwijs. Het zou best interessant zijn om voor een industriezone zoals in mijn woonplaats Herentals nauwgezet te bekijken wat daar de onderbenutte ruimte aan bedrijventerreinen is. Want daar liggen echt winsten te halen, ondernemers laten er nu bepaalde kansen liggen.”

 

Tekst: Hans Otten