Binnen de Translab K-achterban leefde er veel enthousiasme rond het thema ‘ontharding met oog voor biodiversiteit’. Op twee zomeravonden in juli en augustus brachten we daarrond – volledig coronaproof – experten samen uit verschillende sectoren.

Katrien en Wannes van Translab K praatten zo met Tuur Vangeel (bioboer bij Het Mosterdzaadje), Simon Wuyts (deskundige leefomgeving Stad Geel), Riet Janssens (diensthoofd beweging, Velt), Dirk Spooren (zaakvoerder Orakel bvba), An Dries (projectmanager Orakel bvba), Jan Staes (onderzoeker aan het departement Biologie van de Universiteit Antwerpen), Steven Heylen (stafmedewerker IOK), Marc Verachtert (vrijwilliger bij Natuurpunt Geel-Meerhout), Edith Wouters (artistiek leider AR-TUR), Jurgen Van Rompaey (zaakvoerder Nature Solutions), Daan Janssens (projectmedewerker Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete), Kris Peeters (mobiliteitsexpert), Luc De Backer (schepen Lille), Aline Sponholz (initiatiefnemer Marjolein vzw) en Seppe Bouquillon (burgemeester Olen).

Urgentie

Jan Staes

 “Eigenlijk is er maar één boodschap,” zegt onderzoeker Jan Staes. “Er is niet genoeg water!” Door de klimaatverandering kampen we met steeds langere droogteperiodes. Daardoor worden de grondwaterreserves niet aangevuld. Tegelijk wordt er ronduit kwistig met water omgesprongen, heeft hergebruik zijn grenzen en is onze ruimte zo ingericht dat water zo snel mogelijk wordt afgevoerd.”

De Vlaamse Regering maakte onlangs bekend dat ze 75.000.000 euro vrijmaakt voor haar ‘Blue Deal’ . “Dat klinkt en is mooi, maar het zal niet volstaan. Eigenlijk kan je daarmee net de lekken in de riolen dichten. Dat is belangrijk, want veel van ons grondwater sijpelt mee de riolen in. Maar het zal de zaak niet redden.”

Niet enkel straten en klinkers

We moeten dus aan het ontharden, zowel voor de waterhuishouding als voor de biodiversiteit. Maar al snel in ons eerste gesprek blijkt dat ontharding niet zo’n eenduidig begrip is als het lijkt. “Het debat lijkt alleen maar te gaan over straten en klinkers. We moeten het niet alleen over die toplaag hebben, ontharden moet je ook dieper doen.” aldus Jan Staes. “Neem bijvoorbeeld de landbouw. Door de huidige manier van ploegen, met zware machines, creëren we een verharde onderlaag op ongeveer 25cm diepte. Die wordt jaar na jaar aangedrukt. Hierdoor vloeit het water zeer snel af naar de beek en het riool, waardoor het meteen weg is en geen enkele waarde meer biedt. Een oplossing zou kunnen zijn om het water af te leiden naar niet verstoorde grond, gezonde sloten of naar wadi’s.”

foto: Agnes Monkelbaan

Houtkanten

Een andere optie is om hagen en bomen langs de akkers te plaatsen, maar dat gebeurt in de Kempen nauwelijks. “Dat heeft te maken met de monocultuur.” verklaart boer Tuur. “Maïs heeft bijvoorbeeld niet graag schaduw. Het biedt daarom weinig voordelen om bomen of hagen op je akker te plaatsen. Die nemen alleen maar plaats -en dus opbrengsten- in.”

Nochtans zijn houtkanten essentieel. Ze houden het water op de akker en zorgen voor een betere infiltratie. Bovendien bieden ze meer verkoeling en ze zijn een belangrijke haven voor de biodiversiteit. Die biodiversiteit bevindt zich ook onder de grond. Regenwormen zijn bijvoorbeeld een belangrijke schakel in een gezonde bodem.

Het gebruik van houtkanten is cultureel en historisch bepaald. In Engeland is het bijvoorbeeld heel normaal om 10 procent van de akker te beplanten. Maar ook de Kempen heeft een historisch en cultureel voordeel: “We zijn altijd een innovatieve regio geweest.” stelt Daan Janssens. “Door de schrale grond moest onze landbouw wel creatief zijn. Wat we helaas wel verkeerd gedaan hebben in het verleden, is de meest optimale, hoge infiltratiegebieden bebouwd en verhard.”

Toch beweegt er wat in de goede richting. Heel wat gemeentes, waaronder Lille, stimuleert landbouwers om houtkanten aan te leggen. Ook projecten als Fabulous Farmers proberen aan te tonen welke positieve effecten een biodiverse omgeving heeft voor gewassen. Bovendien bieden houtkanten ook nieuwe economische functies, zoals de productie van houtpellets. Hier en daar durft men nog radicaler te denken en experimenteert men met Agro-forestry.

Een Boomsesteenweg of een steenweg met bomen?

Goorseweg, Kasterlee

Even terug naar die straten en klinkers. “Waar een wil is, kan een weg weg.” is het credo van Herentalsenaren Kris Peeters en Tim Vekemans. Een credo waar ze bijvoorbeeld in Olen mee aan de slag gaan. “We hebben de ambitie om bij toekomstige wegenwerken de wegen systematisch te ontharden.” verklaart Olens burgemeester Seppe Bouquillon. Daar zijn al goede voorbeelden van, zoals de Goorseweg in Kasterlee. Daar is een brede betonbaan omgetoverd in twee smallere betonstroken met onverharde ondergrond daartussen. Dat is volgens Kris Peeters niet alleen beter voor de biodiversiteit en de waterinfiltratie, óok voor de veiligheid. “Gemeenten kiezen nog te vaak voor nieuwe asfaltlagen en het verbreden van wegen. Helaas heeft dat het omgekeerde effect. De autogebruiker gaat zich er nog comfortabeler voelen en sneller rijden.”

“De heraanleg van wegen is een werk van lange adem.” getuigt Luc Debacker, schepen in Lille, over een bepaalde invalsweg. “We willen geen Boomsesteenweg, maar een steenweg met bomen. Toch is het geld al op als we voldaan hebben aan alle richtlijnen. Hoewel bermen enorme kansen scheppen voor biodiversiteit, schiet er weinig tot niets meer over voor vergroening.”

De burger moet mee

Naast die wegen wonen natuurlijk mensen. Tijdens de twee gesprekken wordt duidelijk dat ook in de hoofden van die burgers heel wat ‘ontharding’ dient te gebeuren. Zo zitten de voortuinkiezels duidelijk in de lift en zijn verharde terrassen en kort gemaaide gazons de norm. “Voor mensen lijkt het alsof die verharding een normaal gegeven is en er altijd al is geweest, terwijl het een fenomeen van de laatste decennia is.” merkt Aline Sponholz op.

Riet Janssens

Organisaties als Velt, Natuurpunt, Marjolein vzw en Mier vzw proberen het tij te keren. “Met het project Behaag onze Kempen, dat al 25 jaar bestaat, werken JNM, Natuurpunt, IOK en de Kempense gemeentebesturen samen om meer inheems groen in de tuinen te krijgen.” vertelt Riet Janssens.“We zien ook dat een zeker ‘ambassadeurschap’ werkt. Tijdens onze Ecotuindagen stellen vrijwilligers hun ecologische tuin open voor kijklustigen.”

Ook Natuurpunt ziet de particuliere tuin als natuurgebied. De oppervlakte aan tuinen in Vlaanderen is groter dan de oppervlakte aan beschermd natuurgebied. Dat biedt enorme kansen. Mijn Tuinlab schakelt bijvoorbeeld burgers in bij natuuronderzoek in eigen tuin. Het verhoogt de nieuwsgierigheid en dus de wil tot actie.

Bij die actie kan bijvoorbeeld een Tuinranger helpen. Hij gaat mee op safari in je tuin, en tegelijk krijg je advies op maat over hoe je je tuin klimaatrobuuster, biodiverser en watervriendelijker kan maken.

Bij zulke acties is het van belang dat mensen correcte informatie krijgen. “Maar ook de tuincentra en -aannemers moeten daarin volgen.” zegt Riet Janssens. “Waarom werken we niet met een soort ‘ecoscore’, volgens het principe van de ‘nutriscore’? Die zou kunnen aangeven hoe ecologisch bepaalde planten en bomen zijn?”

Plannen voor Plaats

“Moeten we niet drastischer durven denken?” oppert Edith Wouters van Ar-Tur. We moeten streven naar collectieve tuinen: de hekken en rasters weghalen. Dit kan op niveau van de tuinen, maar ook breder. We moeten ons verkaveld landschap uit de status quo halen. Met zijn allen, op elk niveau.”

Grote inspirator van dat verhaal is voormalig bouwmeester Leo Van Broeck. Met zijn ‘Plannen voor Plaats’ pleit hij voor kwalitatieve verhoging en verdichting. Een verhaal dat moeilijk ligt in de Kempen: mensen willen landelijk wonen en bouwen daarom op losse kavels in een groene omgeving. Dat is een paradox die niet langer houdbaar blijft. “Ook architecten spelen nog onvoldoende een kritische rol. Er is meer nood aan maatschappelijke feeling en oog voor ruimtelijke kwaliteit bij het ontwikkelen van projecten.” vertelt Edith.

De hele saga met de betonstop/bouwshift bewijst dat men ook op het Vlaamse politieke niveau niet beseft hoe erg de toestand is. “Minister Zuhal Demir durft zeggen dat we netto aan het ontharden zijn, terwijl dat manifest onjuist is.” stelt Daan. Ook in onze regio is de toestand kritiek. De stad Geel bijvoorbeeld, verhardt 29ha per jaar. De bouwmeesterscan is een tool die dat in kaart kan brengen .

Seppe Bouquillon

Lokale overheden nemen soms dappere keuzes. Ze voeren een tijdelijke bouwstop in, gaan met ondersteuning op zoek naar kansenkavels of proberen vergroening op te leggen aan ontwikkelaars. Maar de gemeentelijke machinerie blijkt in vele gevallen te zwak om hier voldoende op te wegen. In kleinere gemeenten staat vaak één ambtenaar in voor visievorming, uitvoering én handhaving, terwijl de dossiers steeds complexer worden. Bovendien is het wettelijk kader gebaseerd op de realiteit en woonwensen van de voorbije decennia. Eigendomsrechten zijn bijvoorbeeld erg sterk verankerd. Het spreekt voor zich dat je als gemeentelijke dienst dan maar kleine stappen kan zetten.

Misschien zit de oplossing dan wel in bovenlokale samenwerking. “In het samenwerkingsverband Neteland zijn we niet zo lang geleden samengekomen met de burgemeesters, schepenen en ambtenaren Ruimtelijke Ordening. Daaruit bleek hoe groot de nood is aan regionaal in plaats van lokaal denken. Het delen van visie en expertise is cruciaal.” stelt burgemeester Bouquillon.

Over het hele grondgebied van de Kempen kan IOK die bovenlokale rol spelen. “Dat doen we ook,” pikt Steven Heylen in. “Op vraag van de conferentie van Burgemeesters maken we momenteel een strategie droogte en duurzaam watergebruik op voor de Kempen.”

Toch is het op dat bovenlokale niveau ook vaak compromissen sluiten. “We willen met het Burgemeestersconvenant alle gemeenten meekrijgen. Voor sommige burgemeesters zijn de doelstellingen te ambitieus, voor anderen niet ambitieus genoeg. Dat is een moeilijk evenwicht en staat de impact soms in de weg,” geeft Steven aan.

Om visie te kunnen vormen, is inspiratie belangrijk. Die inspiratie valt ook buiten de Kempen te halen. “De gemeente Knokke-Heist startte bijvoorbeeld samen met Velt een project op om van alle openbaar groen ecologisch groen te maken. De groendiensten worden er extra opgeleid en het hele gemeentelijke domein wordt met kleine ingrepen structureel heraangelegd.” vertelt Riet.

Er zijn nog meer van zulke quick wins op lokaal vlak. Kris Peeters kan er zo twee bedenken: “Vervang bij nieuwe ontwikkelingen de ‘parkeernorm’ door een ‘mobiliteitsnorm’. Het is absurd dat we nog denken in functie van autobezit. Een tweede tip is om systematisch de vijf laatste meters berm vóór een zebrapad te ontharden. Daar mag je toch niet parkeren.”

Bedrijven en hun medewerkers

Aan bedrijven kan je als gemeente makkelijker zaken verplichten. “Dat komt omdat bedrijventerreinen opgenomen zijn in het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) van een gemeente. Een inspirerend voorbeeld naar groene dooradering van industrieterreinen vind je bijvoorbeeld in Lommel.” duidt Simon Wuyts.

“Orakel bvba probeert pionier te zijn in ecologische inrichting van het bedrijventerrein. Zo hebben we een bijenkorf met 30000 bijen én een bloemenweide op het bedrijf, in samenwerking met de imkersgilde van Retie,” vertellen zaakvoerder Dirk Spooren en projectmedewerker An Dries. “We werken daarin goed samen met de gemeente Retie en andere actoren. Een stimulans kwam er bijvoorbeeld van de Provincie Antwerpen en het BioDiva-project. De insteek van dat project komt een beetje overeen met het principe van een tuincoach, maar dan op bedrijfsniveau. We legden op hun advies een ecotuin aan, mét infiltratiepoel.”

Dit soort projecten en verhalen neemt de medewerkers van het bedrijf mee in die ecologische mindset, maar het stimuleert ook andere bedrijven uit de regio. Op die manier draagt het zowel rechtstreeks als onrechtstreeks bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

“Uiteraard kan niet elk bedrijf overal ontharden. De praktische en economische drijfveren staan voor een bedrijf uiteraard voorop” nuanceert Jurgen Van Rompaey. “Transport is een cruciale factor in ons economisch systeem, en dat kan voorlopig niet zonder verharding. Gelukkig bestaan er wél systemen die infiltratie onder het wegdek mogelijk maken.”

Ook bij bedrijven is samenwerking de sleutel. Orakel deelt een bufferbekken met andere bedrijven op hun terrein, en Nature Solutions begeleidt een bedrijf dat het water op hun dak rechtstreeks laat afleiden naar het tuinbouwbedrijf uit de buurt.

Scholen

Scholen stappen graag mee in een onthardingsverhaal. “Er is een groeiend bewustzijn bij ouders dat een groene speelomgeving gezonder is voor het kind. Steeds meer studies tonen dat ook aan.” zegt Daan Janssens. Een verhaal dat Marc herkent: “In het schooltje van Geel-Larum proberen ze de ouders te stimuleren om hun kinderen niet de beste kleren te laten dragen voor school. Stilaan geraakt dat idee ingeburgerd.”

Dankzij het nieuwe project van het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete onder de campagne ‘Vlaanderen breekt uit’ worden de komende jaren maar liefst 15 speelplaatsen in 6 Kempense gemeenten deels opgebroken. De grijze speelplaatsen, vaak betonzeeën zonder schaduw, worden in 3 jaar herschapen in speelgroen.

“Toch knelt het schoentje weer bij de centen.” schetst Daan. “Eerst ontwerpt de Dienst Onderwijs erg verharde speelplaatsen. 5 jaar later toveren we diezelfde speelplaats om met onze projecten. Totale geldverspilling. Bovendien is er ook veel versnippering. Het Agentschap Natuur en Bos, het Departement Jeugd & Sport en het Departement Omgeving doen gelijkaardige dingen, en zitten dus in dezelfde pot. We kunnen onze acties beter op elkaar afstemmen en de middelen efficiënter besteden.”

Sense of urgency

We kunnen niet anders dan besluiten dat er een duidelijke sense of urgency heerst bij de aanwezigen. Dat gevoel vertaalt zich ook op het terrein: gemeentes werken aan lokale bouwstops en hemelwaterplannen, middenveldorganisaties proberen burgers mee te krijgen en in de bedrijfswereld duiken meer en meer ambassadeurs van de goede zaak op.

Maar er is nog veel werk aan de winkel. Intussen is duidelijk waarom we moeten ontharden en hoe we moeten ontharden. Toch zijn er nog een paar aanvullende strategieën nodig om de zaak echt in gang te krijgen:

  • Economische drijfveren en logica: de prijs van het drinkwater is veel te laag en stimuleert niet om zuinig met water om te springen. Bovendien worden bedrijven en particulieren ook te weinig beloond voor onthardingsacties. Lasten moeten omgezet worden in lusten. Ook binnen het bredere klimaatverhaal wordt er nog te weinig in economische termen gedacht.  Daarom is o.a. Jan Staes bezig met het inventariseren en het economisch waarderen van ecosysteemdiensten.
  • Er is veel absurde regelgeving die snelle vooruitgang onmogelijk maakt. Laat ons ook die inventariseren en er komaf mee maken.
  • Participatie en debat: Hoewel de onthardingsproblematiek ontzettend urgent is, kan het geen kwaad om wat onthaasting in het debat te krijgen. Laat ons visie en kwaliteitskaders ontwikkelen en het publieke debat voeren. Dat betekent ook burgers betrekken in onthardingspraktijken en er een ‘inspirerende, collectieve vibe’ in krijgen.

Tot slot bleek dat ook dit soort bijeenkomsten kunnen bijdragen om van gedachten te wisselen, concrete sporen uit te werken en een dynamiek op gang te brengen. Experiment geslaagd, dus!