Blijkbaar delen we in de Kempen al heel lang heel veel. In de Middeleeuwen was de grote meerderheid van de gronden gemeenschappelijk bezit. Welke principes lagen aan de basis van dat collectieve model? En welke lessen kunnen we eruit trekken voor de samenleving vandaag en morgen?

Bij een tasje gemberthee in de knusse schuur van Tuintaferelen in Arendonk, delen we een paar dekentjes om ons warm te houden. Ze zijn voor even gemeenschappelijk goed: minder openbaar dan het zonlicht, maar vrijer toegankelijk dan de sjaal die een verstandige buurvrouw heeft aangetrokken op deze frisse herfstavond.

Tussen publieke en private goederen in situeren zich de ‘commons’, heeft spreekster Maïka De Keyzer zojuist uitgelegd. De historica doet al jaren onderzoek naar maatschappelijke veerkracht en collectieve actie in de pre-moderne periode. Vanavond neemt ze ons mee in de geschiedenis van de Kempense commons, om daarna samen met Koen Wynants, bezieler van grassroots burgercollectief Commons Lab, de brug te maken naar het wel en wee (?) van hedendaagse commons.

Feodale context

Voor het begin van het verhaal van onze Kempense commons moeten we terug tot ergens rond het jaar 1200, leren we. We bevinden ons dan in een feodale samenleving, waar de heer stukken grond in beheer geeft aan dorpelingen, die ze voor zichzelf kunnen bewerken. Daarnaast – zo is het systeem door de jaren heen gegroeid – mag de dorpsgemeenschap bepaalde gronden ook samen gebruiken. De bloeiperiode van deze gemeenschappelijke goederen of ‘commons’  ligt in de late middeleeuwen. In 1772 maakt de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia er zo goed als komaf mee, en met de nieuwe Belgische staat in 1830 is de privatisering quasi een feit.

Niet álle land wordt in de middeleeuwse Kempense gemeenschappelijk beheerd. Akkers zijn meestal in privaat bezit. Beemden en bloeiweiden zijn parttime common: de eigenaar mag de eerste oogst van het hooi behouden, daarna kan de gemeenschap haar gang gaan. De typisch Kempense heidegebieden zijn heel het jaar door gemeenschappelijk. Inwoners laten er hun schapen en koeien grazen en mogen er ook sprokkelen. Het zijn vooral de kleine, zelfstandige boeren die zelf de organisatie op zich nemen via de instelling van een schepenbank.

Een bewuste Kempense keuze

Waarom maakte het commonssysteem juist in de Kempen zo’n opgang? Een veelgehoord narratief is dat de Kempense zandgrond nu eenmaal zo arm is dat je er weinig anders mee kon doen. Maar dat argument snijdt geen hout, stelt De Keyzer resoluut. De Kempen maken immers deel uit van een brede strook ecosysteem, de Europese dekzandrug die loopt van Engeland tot in Rusland, waarop fundamenteel verschillende samenlevingen zijn gevormd.

 “Goederen in gemeenschap nemen, was dus een slimme optie binnen de gegeven economische en sociale omstandigheden”

De keuze voor gemeenschappelijk bezit en beheer was wel degelijk bewust. Op de heide graasden voornamelijk schapen, die met hun wol de grondstof leverden voor wat destijds de belangrijkste economische tak was in de lage landen: laken. Goederen in gemeenschap nemen, was dus een slimme optie binnen de gegeven economische en sociale omstandigheden.

En het systeem bleek enorm succesvol. Beemden en heidegronden werden op een duurzame manier beheerd, zonder ecologische degradatie. De Kempen werden ook veel minder zwaar getroffen door rampen zoals de laatmiddeleeuwse crisis, de pest of de aardappelcrisis van 1845. Net door de herverdeling van grondstoffen en door de solidariteit die er heerste, was er een grote balans tussen de belangen van armen, kleine boeren en elites.

Nood aan spelregels

Het klinkt als een onverdeeld rooskleurig verhaal. Maar Maïka De Keyzer is een vrouw van nuances: natuurlijk had ook dit systeem zijn keerzijde. Commons zijn geen publieke goederen: sommigen mogen er gebruik van maken, anderen niet. Die afbakening maken de beheerders zelf. Alleen, doorheen de geschiedenis blijkt het ‘des mensen’ om gaandeweg bepaalde groepen uit te sluiten, vaak de zwakkeren. Bovendien is er een zekere conformiteit nodig om het model in stand te houden. Lees: iedereen moet in de pas lopen.

Regels en sociale sturing zijn dus een absolute voorwaarde voor een goed draaiende common. Maar het is een moeizaam evenwicht. Dat heeft ook Koen Wynants van Commons Lab, dat het gedachtegoed van de ‘commons’ in Vlaanderen uitdraagt, met vallen en opstaan ondervonden. In Antwerpen, waar de uitgeweken Kempenaar nu woont, stond Wynants mee aan de wieg van een aantal hedendaagse commons zoals samentuinen, een gemeenschappelijke kippenweide of schoolstraten in de stad.

Faire regels maken waar iedereen zich in kan vinden, is allesbehalve evident, weet Wynants intussen. Maar als je ze níet maakt, is die regenton meteen leeg of is die oogst op een onverdachte ochtend opeens geplukt. Een common inrichten is telkens opnieuw een proces op maat, waarbij je niet kan knippen en plakken uit een eerdere ervaring. Elke keer weer moet je zoeken, discussiëren, conflicten oplossen en nieuwe afspraken maken.

Zijn commons nog van deze tijd?

Op die eerste debatstelling van moderator Tine Hens – tevens journaliste en historica – antwoordt Wynants lachend: “Soms vraag ik me oprecht af waar ik mee bezig ben. Het is alleszins een heel intens en allerminst vrijblijvend traject. En misschien is het wel niet meer van deze tijd om zoveel tijd te steken in het gemeenschappelijke. Aan de andere kant: als mens vind ik het zelf extreem interessant. Ik woon in een diverse wijk en probeer met al die mensen samen iets te doen. Dat is enorm leerrijk, en voor mij de essentie van mens-zijn.”

Alles in de geschiedenis is cyclisch, repliceert Maïka De Keyzer. Ideeën kunnen verdwijnen en weer opkomen. “De enige vraag die ikzelf relevant vind is: vinden we het wenselijk dat de commons weer van deze tijd worden? In Nederland komen vandaag bij beleidsmakers en burgers al concrete ideeën op om een aantal principes van onze welvaartstaat te vervangen door common principles. Bijvoorbeeld: gaan we de ouderenzorg wegnemen uit de sociale zekerheid en laten organiseren door vrijwilligers in het dorp? Dat zijn moeilijke vraagstukken die een belangrijk debat vereisen.”

Zijn commons eigenlijk wel democratisch?

“Zo proberen we ze in elk geval wel zoveel mogelijk te organiseren”, zegt Wynants. “Elk lid heeft inspraak in de regels. Die kunnen organisch groeien, maar je moet ze wel continu in vraag stellen. En je moet ervoor openstaan om ze te herbekijken als er nieuwe mensen bijkomen.”

Een van de acht designprincipes van econome Elinor Ostrom, pikt De Keyzer aan, is dat mensen moeten kunnen wegen op de besluitvorming. “Het hoeft niet per se volgens de Griekse democratie te zijn (‘iedereen een stem’), maar de leden van de groep moeten er wel vertrouwen in hebben dat ze hun invloed kunnen laten gelden als ze dat wensen. Is dat gevoel er niet, dan is de faalkans groot.”

Kunnen commons meer zijn dan een hobbyproject?

“Die schaapjes stonden er niet omdat ze schattig zijn, wel om hun wol te verkopen en hun vlees te consumeren.”

“De middeleeuwse commoner zou gezegd hebben: uiteraard moet dat geld opbrengen!”, reageert De Keyzer laconiek. “Die schaapjes stonden er niet omdat ze schattig zijn, wel om hun wol te verkopen en hun vlees te consumeren.”

Er valt iets uit te leren voor de hedendaagse commons, vindt de historica. “De lovey-dovey benadering van veel commons verrast me toch nog altijd een beetje. Als je commons puur gaat inrichten ‘omdat het toch zo’n mooi principe is’, dan zal het wellicht altijd een hobby blijven. Daarentegen, een aantal van de absolute succesverhalen van vandaag, zijn juist de commons waaruit mensen bepaalde voordelen putten. De energiecoöperaties bijvoorbeeld, waar schaalvergroting tot het drukken van kosten leidt. Voor dat winstaspect zal de commonbeweging oog moeten hebben, wil ze ooit uit de marges van de maatschappij treden.”

Zijn commons in staat om echt een verschil te maken?

Nu komen we bij De Keyzers stokpaardje, vertelt de historica gedreven. “Ik denk dat het wel degelijk mogelijk is om de maatschappij op een essentieel andere manier te organiseren. Dat is bij de commons ook gebeurd: op amper honderd jaar tijd kwam er een fundamentele omslag van een feodale maatschappij waar burgers geen inspraak hadden, naar een participatief model in bijna elk Kempens dorp. Alleen, het model op zich is niet heiligmakend. De commons zijn ‘maar’ een instelling, een instrument in handen van mensen. Ze hebben geen daadkracht op zich. Er zijn voorbeelden van commons die ecologisch of sociaal op een ramp zijn uitgedraaid. Het begint allemaal bij mensen. En bij een volwassen debat tussen overheden en burgers.”

“Door de krachten van enkele burgerinitiatieven en ondernemers te bundelen, zijn we erin geslaagd om in Antwerpen het thema van duurzaam voedsel op de politieke agenda te zetten”, illustreert Wynants fier. “Voor mij persoonlijk maken de commons een wezenlijk verschil in mijn leven. Maar ik ben er ook werkelijk van overtuigd dat het iets groters in beweging kan zetten”. En met een knipoog: “Als we daar niet meer in geloven, kunnen we beter in onze kelder kruipen.”

Beluister de podcastaflevering op Het Kempenoffensief

De Kempen was in de Middeleeuwen al een uitzonderlijke regio. Grond was in gemeenschappelijk beheer, zonder bemoeienis van de adel. Kempenaren waren solidair met elkaar en zorgden samen voor het landschap.

Ook vandaag gaan er stemmen op voor een meer collectief beheer van grond, goederen en middelen. Welke lessen zijn er te trekken uit de Middeleeuwse ‘commons’ voor de Kempense samenleving vandaag en morgen? Een aflevering met Maïka De Keyzer en Jef Van Eyck.

De PPT van deze sessie

 

Deze Kampus in foto’s

©Chris Stessens