Wie Kempen zegt, zegt ‘zand’. Dat zand is de voedingsbodem geweest voor een groot deel van onze Kempense geschiedenis en zal ook mee onze toekomst bepalen. Want de klimaatverandering maakt steeds duidelijker hoe essentieel een goed landschappen- en waterbeleid voor onze regio wel niet is. “Vooraleer we aan herontwikkeling denken, moeten we eerst heel goed begrijpen hoe een landschap precies werkt.”

Zeven kruiwagens die als een levensgrote fontein water naar beneden storten op de kasseien van de Herentalse markt. En dat in tijden van droogte. Coördinator van het STORMLoop-kunstfestival Geert Verbist, die deze TransLab K-Kampus afsluit, heeft het mogen uitleggen op sociale media. In anderhalf uur tijd, zo meldt Verbist fijntjes aan het aanwezige publiek, laat de kunstinstallatie precies zoveel water wegvloeien als de liters die nodig zijn om een stuk steak op ons bord te krijgen. Het zet aan tot nadenken.

Geprikkeld zijn de toehoorders van vanavond alleszins, blijkt uit de gesprekken achteraf in de inkomruimte van water-doe-centrum Hidrodoe. Wat bijvoorbeeld Alfons vooral heeft getriggerd, is de wetenschappelijke onderbouw van het hele discours rond water. Mieke neemt een paar concrete ideeën mee naar huis, zoals het concept van rijke strooisellagen en wat ze ermee kan doen in haar eigen tuin. Voor Rien en Marijke is het onbegrijpelijk dat er nog altijd amper werk wordt gemaakt van een betonstop. Simons grote verzuchting is dat het vergunningenbeleid nu toch echt wel eens het algemeen belang zou moeten dienen.

De rode draad: iedereen hier is bezorgd over de toekomst van onze mooie Kempen en de wereld eromheen. Hoe gaan we om met ons Kempische landschap, in al haar eigenheid? Wat kunnen we doen voor een slimmer water- en bodemgebruik? Waar wijst de geschiedenis ons de weg? Het zijn enkele vragen waarop de sprekers van de avond een antwoord hebben willen formuleren.

Over zand en bodems

Bodems vormen vrij letterlijk de grondslag van een duurzame samenleving, begint prof. dr. Karen Vancampenhout haar verhaal op video. De Leuvense professor bodemkunde moest helaas live verstek laten gaan, maar een academische prijs in ontvangst nemen, beschouwen we als een goed excuus. Bodems, zo klinkt het, leveren heel wat ecosysteemdiensten aan de maatschappij: de productie van voedsel, het bufferen van water of het opslaan van koolstof.

Onze Kempense bodems zijn typische ‘zandbodems’, een term die verwijst naar hun korrelgrootte-samenstelling. Zandkorrels zijn de grootste deeltjes in de bodem, legt prof. Vancampenhout uit. Kleideeltjes zijn de kleinste, alles ertussenin heet leem. Juist omdat zandkorrels zo groot zijn, hebben ze een laag waterbergend vermogen: het water stroomt er snel doorheen en de grond warmt sneller op. Naast water kunnen bodems ook nutriënten bufferen. Zandbodems doen dat in veel mindere mate, ze zijn dus kwalitatief armer en vatbaarder voor verzuring.

Niet alle zandbodems zijn evenwel hetzelfde. In droge bossen en op de heide vind je potzolbodems van schrale dekzandgrond. Zonder vegetatie gaan ze makkelijk aan het stuiven. In de vruchtbaardere valleien kan zich veen vormen, dat uit waardevol organisch materiaal bestaat. Ook meer kleiige bodemtypes komen voor, bijvoorbeeld ter hoogte van de Netevalleien. In al hun variaties zijn zandlandschappen vrij onvoorspelbaar: de verschillende doorstroomsnelheden creëren soms onverwachte bewegingen in het landschap.

In de Kempen zijn we doorheen de geschiedenis altijd heel creatief omgesprongen met onze wispelturige bodem, stelt professor Vancampenhout. Eeuwenlang werden hier bijvoorbeeld plaggen gestoken, die in de potstal met mest werden vermengd en daarna op de akkers werden gebracht. Zo ontstonden de erg vruchtbare plaggenbodems nabij de dorpskernen. Het volbouwen van die plaggenbodems is alvast geen slim idee, vindt de professor. Willen we onze bodem bestand maken tegen de toekomst, dan moeten we verstandig omspringen met het bestaande landschap. Valleien en biota zijn daarin belangrijke sleutelstukken.

Een historie van de Kempense gronden

Jan Bastiaens. Foto ©Avansa – Chris Stessens

Zand mag dan typisch zijn voor onze streek, de Kempen is geen homogeen lapje zanddeeg, weet Jan Bastiaens, onderzoeker natuurwetenschappen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed. Er doen zich in de Kempense regio verschillende landschappen voor. Grosso modo kunnen we een scheiding te trekken tussen Noord en Zuid: de Noorderkempen typeert zich voor het merendeel door schrale Kempische zandgrond, met hier en daar kleiige hotspots. De Zuiderkempen leunt dichter aan bij de leemstreek en kent een interessantere ondergrond die o.a. meer ijzer bevat. In het zuiden komen bovendien meer en bredere valleien voor met rijker veen en grasland.

Die graslanden zijn een minstens even cruciale component in de Kempense historie als de zo typische heide en akkerlanden, haalt Jan Bastiaens aan. De oppervlakte aan grasland bepaalde hoeveel vee een boer kon houden, hoeveel mest – en bijgevolg graan – hij kon produceren en hoeveel mensen er gevoed konden worden. Een bijkomende kanttekening: ook het idyllische landschap van beemden en traditionele vloeiweiden hield een bewerking en degradatie van de bodem in.

Doorheen de geschiedenis heeft de Kempenaar het landschap altijd al voor zich laten werken. De Kempense valleien waren belangrijke energielandschappen waar onder meer turf, veen en moerasijzererts werd ontgonnen. Ook het graven en sleutelen aan de rivier, in functie van energie en waterproblematiek, stopte niet met het verdwijnen van de oude molenlandschappen. Essentieel als we landschappen willen herontwikkelen, besluit Jan Bastiaens, is dat we eerst heel goed begrijpen hoe ze functioneren. Dan is het alvast geen slecht idee om te kijken naar wat de mens er vroeger mee gedaan heeft.

Klimaatslim beheer

Ellen Desie

Hoe kunnen we onze ecosystemen klimaatslim beheren met het oog op de toekomst? Dat is de vraag waarmee postdoctoraal onderzoeker aan de KULeuven Ellen Desie het wetenschappelijk drieluik afsluit.

Het plaatje oogt vandaag niet al te rooskleurig: door het historische landgebruik hebben we nutriëntenroof gepleegd op onze, al kwetsbare, zandgronden. Een groot deel van de bodem is gedegradeerd. Onze bosgronden zijn extra gevoelig voor verzuring door de typische Kempense denplantages. De uitstoot van stikstoffen ligt nog altijd veel te hoog en de klimaatsverandering zet zich aan hoog tempo door. Bottom line: we hebben dringend nood aan een krachtiger klimaatslim beheer. En al is de toestand precair, er zijn wel degelijk zinvolle en effectieve acties mogelijk.

Om de bodem te verkoelen, moeten we het water in de riviervalleien hoger zien te krijgen, tipt de onderzoekster allereerst. Dat doen we bijvoorbeeld door meer natte bossen of veen in te richten aan de oevers. Het veenlandschap in de Kempen neemt nog maar een heel beperkte oppervlakte in, maar de venen zijn wel hotspots qua biodiversiteit. Het zijn bovendien gigantische koolstofreservoirs: ze nemen wel een ton CO2 op per hectare. Tegelijk zijn venen zuiverende sponzen voor water en bieden ze bescherming tegen overstroming. Van groot belang is dus om de venen die er nog zijn zo goed mogelijk te bewaren – ze omvormen tot grasland is om problemen vragen – en ze te herstellen waar het nog kan.

Ook onze bossen bufferen water, koelen het klimaat en slaan koolstof op, gaat de wetenschapster verder. Precies omdat bossen op zand zo kwetsbaar zijn, verdienen ze al onze aandacht. Complementair soorten mengen is alvast een goede piste, want monoculturen ondervinden veel meer impact van de klimaatverandering. Raadzaam is ook om het ecologische belang van de bosranden te valoriseren en tegelijk de boskernen zo koel mogelijk te houden.

Hoe we waardevolle ecosystemen het best (her)inrichten, moeten we case per case bekijken, adviseert Ellen Desie. Vast staat wel dat we een gigantische verantwoordelijkheid hebben om ze klimaatslim te beheren. Alleen dan kunnen onze landschappen hun veerkracht behouden.